Sunday, 17 September 2006Over een kleine man die zijn gezicht verandert
Mijn goede vriend Roel Jansen, die de School van de Kraanvogel runt, heeft naar aanleiding van mijn stukje over de zinssnede
君子豹變.小人革面 Jūnzǐ bà obià n.
Xiǎorén gémià n (zie zesde lijn van hexagram 49) een artikeltje in z'n weblog geschreven over een kleine man die zijn gezicht verandert. Ik mag het plaatsen in mijn weblog, waarvoor dank.
De luipaard en de gewone man
Op de website van mijn goede
vriend Harmen kwam ik een chinees gezegde tegen: ![]() junzi bao bian, xiao ren ge mian
Letterlijk betekent dit (maar Harmen geeft er een veel uitgebreidere
uitleg over, beter dan de mijne): "Een edele is een luipaard die
verandert; de gewone man verandert zijn gezicht". Een simpel voorbeeld van iets dergelijks in het westen kwam ik tegen tijdens een gesprek met m'n knieëndokter (een paar jaren geleden werden mijn knieklachten te erg en móest ik wel naar een arts waar bleek dat mijn meniscus zowat was doorgescheurd). Affijn, ik zat te praten met die chirurg en al pratende kwamen we -ik weet niet meer hoe- te praten over het 'eigenaardige' (d.w.z. in het westen niet geaccepteerde) selectiesysteem à la "jij wel, jij niet", dat ik voor mijn Kerngroep heb gehanteerd.
"Dat vind ik helemaal niet zo'n vreemd systeem", reageerde hij. "Sterker
nog: ik kom het wel vaker tegen".
Hij vertelde me: "Slangenmens kun je niet worden door oefening, je moet
ervoor gebóren zijn. Dat komt omdat slangenmensen veel soepeler
kraakbeen hebben, en langere pezen. En als je dat basisniveau, waar je
dus mee bent geboren, bijhoudt en uitbreidt dan kun je er het circus mee
in. Iemand die er niet mee geboren is kan weliswaar veel trainen en zal
best wel lenig worden, maar hij of zij zal zelfs dat basisniveau nooit
halen, al wil -ie het nóg zo graag. Zo iemand kan dus nooit een
slangenmens worden.
En daarmee kom ik bij het bovengenoemde spreekwoord junzi bao bian,
xiao ren ge mian. "Een edele is een luipaard die verandert; de
gewone man verandert zijn gezicht". ![]() Nee, dit bedoelen ze dan weer nÃet...
Een luipaard is een dier dat pas op latere leeftijd, zo was het
bijgeloof (want in werkelijkheid klopt het niet), zijn tekening krijgt. ![]() Kijk mij eens een tekening hebben... Dus 'een luipaard die verandert' is in feite niet meer of minder dan een kleine luipaard die een grote wordt, en dat is een onvermijdelijk proces: een kleine luipaard wordt nooit een groot varken, het wordt altijd een gróte luipaard. Toch? Hetzelfde gaat op voor een junzi, een 'edele': misschien geboren als snotjongen in de ghetto of als paffertje op het kasteel, maar waar-ie vandaan komt is totaal irrelevant; waar-ie naartóe gaat, dát is waar het om draait. En dat is altijd naar 'edele', een oprecht iemand met een zuiver hart. Dat kán niet anders want zo is-t-ie geboren, ook als-ie dat zelf niet in de gaten zou hebben. Tegenwoordig zeggen we "het zit in z'n genen". De 'gewone man' echter wordt, net als die edele, op een bepaalde manier geboren en zal -eveneens net zoals die edele- óók altijd zo blijven; maar door scholing leert-ie truukjes waardoor hij zich aan de buitenkant anders kan gedragen. Let wel: 'aan de buitenkant'. Zijn hart, zijn binnenste, blijft ongewijzigd. Wij zouden zeggen: "hij doet zich anders voor dan hoe hij is". De chinezen zeggen: "Hij verandert zijn gezicht", de buitenkant. En dat wordt gezien als een minderwaardig iets: wees wie je bent en wees daar recht in, dat is de weg van de edele. Doe je je anders voor dan hoe je bent dan is dat de weg van de 'gewone man'. Zakelijk misschien uitermate succesvol, dat zou kunnen, maar verre van lovenswaardig.
Waarom kom ik op dit verhaal? Dat zal ik je vertellen. Onlangs kreeg ik
een mailtje waarin iemand zijn leraar met veel respect 'grootmeester'
noemde. Nou waardeer ik dat respect, dat moet gezegd, maar toch: de naam
van die leraar 'ringed a bell' zogezegd. En toen bleek inderdaad
dat ik die vent van vroeger kende. Hij was ooit de beste vriend van mijn
Tit Khun-leraar, meneer Tan, en ging in die tijd nog door het leven
onder een nederlands-indische naam. Ik zal-em hier niet noemen verder,
maar voor het verhaal zal ik het verder hebben over 'Jakob'.
Op een gegeven moment kwam hij een keertje langs met een chinese jongen
die een videocamera, een heel bijzonder iets om te hebben in die dagen,
bij zich had. Of het goed was als hij wat opnames van onze training zou
maken "want dat is leuk voor je", zo zei hij tegen meneer Tan. Ik heb
meneer Tan nog nooit 'nee' horen zeggen in zijn leven, maar hij gaf ons
wel een knipoog. Wij wisten wat dat betekende: wat je ook laat zien,
het mag géén Tit Khun zijn! Weken later kwam hij weer, zonder video. "Die bleek niet goed te zijn", zei hij. "De opnames zijn mislukt". Onthoud dit verhaal even. Een paar maanden later kwam Jakob weer op bezoek bij meneer Tan. Hij vertelde dat hij een maand onbetaald verlof had genomen (hij was een tramconducteur, say no more) en naar China was gegaan waar hij een crash course Tai Chi had gedaan: in één maandje tijd had hij, die dus in feite totaal ongetraind was verder, de 24-vorm Tai Chi geleerd plus pushing hands. Dat zal wel kwaliteit geweest zijn dan, hoor ik je denken. Nou totally not dus...
Anyway, meneer Tan was welwillend, het was zijn beste vriend
tenslotte, en hij liet Jakob -die altijd grootsprakerig was- uitgebreid
zijn verhaal doen. Op een gegeven moment trok hij meneer Tan de vloer
op, voor onze ogen (dik uitroepteken want zoiets is, in
krijgskunstkringen, ui-ter-ma-te onbeschoft), zei "kijk, zó werkt pushing
hands", duwde meneer Tan op de borst en sprong bijna in de lucht van
trots: "Ik heb je geraakt, jij met je Tit Khun!" En nu ga ik de twee vertellingen van zojuist bij elkaar brengen: wéér een paar weken later kwam een leerling van meneer Tan met zo'n papiertje waar je de vis in verpakt en je glaswerk bij het verhuizen, hoe heet dat ook alweer: oh ja, een 'krant'. Het was een lokaal krantje uit de woonplaats van Jakob, en daarin stond een grote advertentie: "Chinese Kungfu-grootmeester opent school. Lessen in Tantui en Tai Chi". En daaronder (de chinese) naam en telefoonnummer... van Jakob. Meneer Tan was ziedend, en na de les gaf hij mij -nog steeds ontzèttend kwaad- de opdracht om mij in te schrijven voor een les van Jakob en zijn school op te rollen. Overigens: net toen ik na die les thuiskwam ging de telefoon (dat was om een uur of één, half twee, 's-nachts). Meneer Tan. "Roel, die opdracht die ik je gaf: doe dat maar niet, laat hem maar. Hij moet het zelf maar weten". En daarmee was mijn stoerheids-project weer van de baan.De geschiedenis is hiermee niet klaar, ik zou Jakob nóg een keer tegenkomen. Tijdens mijn studie Sinologie in Leiden begon ik mijn onderzoek naar de herkomst van Tit Khun en een docent adviseerde mij, eens mee te gaan naar zijn Qigong-leraar: die was 'een echte grootmeester en wist heel veel'. Naar bleek was dit sifu Fei, die vanaf dat moment mijn Tai Chi-leraar voor de aankomende tien jaar werd. Na een paar maanden bij hem geoefend te hebben vetrouwde hij me blijkbaar voldoende en tijdens een semi-privéles zei hij: "Jij had toch een vraag over die ene stijl van je? Laat maar eens zien, dan zal ik kijken of ik er iets aan herken". Nou was het een semi-privéles: ik was voor sifu Fei een soort van stand-in geworden voor privéleerlingen die partneroefeningen kwamen leren. Zij betaalden, ik hielp mijn leraar, en zo werden we allemaal wat wijzer. In dit geval was de situatie opmerkelijk: de privéleerling die ik moest helpen was niemand minder dan... Jakob! Al die weken dat ik met Jakob oefende zei ik niks en ik zag dat hij me niet herkende, tot en met dit moment. Jakob ging naast sifu Fei zitten en dat was voor mij voldoende: ik móest nu wel mijn Tit Khun laten zien want anders zou ik sifu Fei beledigen, maar Jakob zat erbij dus ik wÃlde niet. Zodoende liet ik de slechtste Tit Khun-uitvoering zien die ik kon verzinnen en opbrengen, alles slordig, zwaaierig en weet-ik-veel wat niet meer voor schaamtevols ik toen gedaan heb. (Sifu Fei zou later zeggen: "Misschien was je leraar goed, dat weet ik niet, maar jij was toen heel slecht". Dus Tit Khun 'verbergen' was in ieder geval gelukt...)
Ondertussen zat Jakob commentaar te geven aan sifu Fei over dat
hij deze stijl nog vanuit Indonesië kende maar ja, "dat was indonesisch
hè, je kon het geen echte chinese krijgskunst meer noemen", hij ratelde
maar door. Pardon? Maar hij zei dit allemaal in het chinees, hij had
niet in de gaten wie ik was en al helemáál niet dat ik chinees sprak. Zo
was Jakob. Sjonge, dat was een lang verhaal, en dat allemaal naar aanleiding van een spreekwoord en een mailtje: want toen ik die mail kreeg waarin die leerling zo trots over zijn leraar, 'grootmeester Jakob', sprak kon ik niet anders dan over Jakob denken:
Junzi bao bian, Hier was een mooi voorbeeld van een xiao ren... ik ben, tijdens dit schrijven, al helemaal weer opnieuw boos geworden en sta echt op het punt om te zeggen: als ik die 'grootmeeser Jakob' tegenkom dan voer ik alsnog mijn opdracht uit, dan rol ik zijn school op. Maar goed, ik zal het niet doen, mijn leraar heeft die opdracht herroepen en het is niet aan mij om daaroverheen te gaan. De Hemel beslist. Junzi bao bian. Trackbacks
Trackback-URI voor dit artikel
Geen Trackbacks
|
LanguageCategorieënZoekenAbonneren op dit weblogAangedreven door |